VI
Eigenlijk was William Washington een echte dienstklopper die nooit voor de vroege avond het gebouw van de Chicago Star verliet tenzij hij op reportage was, maar ditmaal was hij al een uur na de lunchpauze vertrokken. Hij had zich na de ontmoeting – ‘confrontatie’ was een beter woord, bedacht hij – met de neven Turner niet meer op zijn werk kunnen concentreren en was ertussenuit geglipt. Ed’s Wonderful World of Whisky had hem de meest voor de hand liggende plek geleken om zich langzaam maar zeker aan een tafeltje te laten vollopen. Het kon ook zijn, zo redeneerde hij tussen zijn derde en zijn vierde whisky, dat hij onbewust hoopte dat de Turners terug zouden komen om hem vrolijk op de schouder te slaan en te zeggen dat het allemaal maar een goede grap was geweest.
De deur ging open, maar in plaats van de twee echte of namaak-FBI-agenten kwam er een andere bekende binnen. De Nederlandse journalist klopte de sneeuwvlokken van zijn lange winterjas en schudde zijn dikke haardos uit als een hond zijn vacht. Hij glimlachte vriendelijk naar Washington, kwam op zijn tafeltje aflopen en ging tegenover hem zitten.
‘Op de krant zei een van je collega’s me dat hij je hier naar binnen had zien lopen. Nog eens hetzelfde, neem ik aan?’
De serveerster stond inmiddels al aan hun tafel. ‘Tweemaal... een dubbele Jim Beam bourbon met ijs.’
Washington nam niet de moeite antwoord te geven. Hij wist niet of hij blij moest zijn met Damians plotselinge verschijnen. Met hem was de ellende allemaal begonnen. Washington besefte wel dat hij zelf al aardig aangeschoten moest zijn, want het haar van de Hollander had een roodachtige glans, terwijl het gisteren nog pikzwart had geleken. Hij had echter geen zin zich hier druk over te maken en mompelde: ‘Ik heb vanochtend bezoek gehad van twee FBI-agenten.’
‘Toe maar.’ Damian leek niet verbaasd. ‘Dan heb je met je artikelen waarschijnlijk een lopend onderzoek naar Dubois verstoord. Het beste bewijs dat je het op het juiste spoor zit.’
Washington nam een slok en beet een stukje ijs tussen zijn tanden stuk.
‘Een onderzoek? Nou, het enige wat ze deden was foto’s tonen van mijn familie onder mijn neus schuiven.’
Damians opgestoken arm bleef hangen in de lucht en zonk maar langzaam weer naar het tafelblad.
‘De FBI intimideert geen burgers op die manier.’
Washington zuchtte en omklemde zijn lege glas als een ter dood veroordeelde zijn laatste beker koffie. ‘Nee, dat heb ik mezelf ook al voorgehouden.’
‘Dubois is een te kleine jongen om twee federale agenten in zijn zak te kunnen steken. Dat moet iemand zijn die een paar treden hoger zit in de organisatie, misschien wel de baas zelf.’
‘Federale agenten? Volgens mij gaven ze zich daarvoor uit maar waren ze er geen.’
Damian stak zijn hand uit. ‘Dat zullen we meteen eens controleren. Hebben ze je een visitekaartje gegeven?’
De journalist tastte in het borstzakje van zijn keurig gestreken witte overhemd en haalde er twee kaartjes uit, die hij vervolgens op tafel smeet.
‘Iedere boerenlul kan visitekaartjes laten maken. Als ik wil stel ik mezelf morgen overal voor als William S. Washington, president van de VS.’
Damian ging er niet op in en bekeek de kaartjes. Zonder op te kijken vroeg hij de ander: ‘Heb je je mobiele telefoon bij je? Geef eens.’
Washington trok een verbaasd gezicht, maar pakte zijn telefoon uit zijn colbertjasje en legde hem op tafel. Damian wilde de eerste cijfers van een nummer intikken toen Ed de weinig inspirerende barman, plotseling naast hem stond met het gevraagde.
Hij wachtte tot de man verdwenen was en probeerde het toen opnieuw.
‘Federal Bureau of Investigation, detective Jacob D. Turner speaking.’
‘Bingo’, mimde Damian woordloos.
‘Ik bel u omdat ik een vriend ben van William Washington, meneer Turner.’
‘Is dat zo’, klonk het vlak.
‘Hij wil dat u zijn familie met rust laat en u wilt dat hij Ervin Dubois met rust laat. Dat kan geregeld worden. Sterker nog: ik kan u bij dezen de verzekering geven dat William Washington niet meer over Dubois’ betrokkenheid bij Our Hope is Africa zal schrijven.’
‘Vooropgesteld dat ik weet waarover u allemaal bazelt, wat geeft mij die verzekering?’
‘Het feit dat ik de reportageserie van hem overneem.’
Het was even stil aan de andere kant van de lijn. Ook Washington wist niet wat te zeggen, simpelweg omdat hij zijn oren niet kon geloven.
‘En wat zou mij dat kunnen schelen?’
‘Niet onnozel doen, meneer Turner. Nu zult u mij er dus van moeten weerhouden. Helaas voor u ben ik niet te intimideren, maar ik ben wel omkoopbaar. Ik stel voor dat we elkaar deze avond ontmoeten om daarover van gedachten te wisselen.’
Weer bleef het stil aan de andere kant. Toen Turner antwoordde was de oppervlakkigheid uit zijn stem verdwenen.
‘Waar en wanneer?’
Damian noemde een straathoek in de buurt van metrostation La Fox en vervolgens een tijdstip: zeven uur. ‘U herkent mij aan een rode shawl.’ Daarna verbrak hij de verbinding.
‘Ben je echt van plan daarheen te gaan?’
Washingtons dikke tong duidde op een beginnende dronkenschap.
‘We komen nergens door geduldig af te wachten wat er misschien gaat gebeuren. De zaak moet worden opgeschud, anders ontdekken we nooit wat die gasten precies van plan zijn.’
In het benevelde brein van de Amerikaanse journalist begon zich een idee te vormen dat daar al sinds de avond tevoren had liggen sluimeren.
‘Volgens mij ben jij helemaal geen journalist.’
Damian woog zijn woorden even af en zei: ‘Je denkt toch niet dat de georganiseerde misdaad zich laat afschrikken door een lijk meer of minder? Met regulier politiewerk stop je die lui niet.’
‘Ben jij dan een soort... undercoveragent voor een buitenlandse politiedienst?’
‘Ik zou eerder zeggen een veredelde privédetective.’
‘En wie is je opdrachtgever?’
‘Als je het in de krant zet zal toch niemand je geloven, dus kan ik het wel vertellen. Een bepaalde bank is bang dat haar goede naam zal worden aangetast als de ware bedoelingen van Our Hope is Africa aan het licht worden gebracht.’
‘Ik snap het. De huisbank van de zwarte maffia zijn is geen beste reclame.’
‘Juist.’
‘Het is dus ook niet in jouw belang dat ik alles wat ik ontdek in de openbaarheid breng.’
‘Nu niet nee, maar ik wil je de volledige primeur gunnen als dit achter de rug is...’
‘...vooropgezet dat ik de naam van die bank maar achterwege laat natuurlijk.’
‘Juist’, zei Damian weer. Hij glimlachte. ‘Ik geloof dat we elkaar nu echt helemaal begrijpen.’
Washington haalde de schouders op: ‘Ik begrijp eerlijk gezegd niet hoe jij denkt die twee kerels van mijn nek te houden met een vals aanbod je te laten omkopen.’
Damian stond op, legde een biljet van tien dollar op tafel en trok zijn jas weer aan.
‘Probeer vanavond niets meer te begrijpen. Ik neem morgenochtend contact met je op. Dan zul jij én van die dreiging voor je familie af zijn, én weer met je werk verder kunnen.’
In een paar stappen was hij bij de uitgang. Ed keek hem vanachter de bar met een meewarige blik in zijn ogen na, alsof hij vreesde dat de zoveelste eenmalige klant zijn zaak zojuist had verlaten.
De Cadillac paste maar nauwelijks in de parkeerplaats die voor de jazzzangeres was gereserveerd. De achterkant van het gevaarte stak bijna een meter uit. Voor de zoveelste keer bedacht Ervin Dubois vloekend dat hij beter een appartement in een ander gebouw had kunnen kopen om zijn maîtresse in onder te brengen, maar ditmaal duurde de ergernis niet lang. Hij had Oliver Johnson in zijn eigen woning achtergelaten en de dankbaarheid van de voorman was zo groot geweest dat Dubois ervan overtuigd was dat Contrane hem niets meer kon maken. Als het straks ook nog zou lukken met Virginia, zouden al zijn zorgen verdwenen zijn.
Terwijl hij naar de lift in de parkeergarage liep voelde hij de spanning alweer stijgen. Het idee alleen al dat het wel eens weer zou kunnen mislukken maakte hem nerveus. Fout, fout, sprak hij zichzelf toe. Al het andere gaat goed, dus is er geen reden waarom het neuken niet ook goed zou gaan.
Zoals gewoonlijk stond de deur van het appartement al open. Dubois gaf een roffel op het hout om zijn entree aan te kondigen en riep vervolgens: ‘Honey, here I am!’
De enige respons kwam van twee Siamese katten, die lui hun poten strekten en hun bek sperden, maar ze maakten geen aanstalten op te staan van de grote zijden kussens waarop ze als prinsessen lagen. Dubois liep naar ze toe en streelde Abe en Babe over hun kop. Maar waar was de vrouw voor wie hij kwam? Dubois liep door de ruime woonkamer naar de open keuken. De afzuigkap stond aan en voorkwam dat het voedsel in de pan op het splinternieuwe inductiefornuis geuren afgaf. Daar hoorde hij het pas: het geluid van stromend water en vooral de stem van Virginia. Ze zong een oude negrospiritual uit de slaventijd. Even liet Dubois zich meeslepen door de herinneringen die het lied opwekte: zijn grootmoeder op zaterdagavond, die het zong dit lied vaak wanneer hij en zijn vier broertjes en zusjes aanschoven voor hun wekelijkse bad. Hij onderdrukte het gevoel van weemoed en liep door de gang naar de badkamer. Hij loerde naar binnen en zag de omtrekken van Virginia’s lichaam door het glas van de douchecabine heen schemeren. Haar billen staken niet te ver naar achteren, haar borsten waren nog stevig en puntig, haar buik was volkomen plat. Dubois betrapte zichzelf erop dat hij haar keurde, probeerde te bepalen wat ze op straat waard zou zijn. Beroepsdeformatie, wist hij. Hij stapte de riante badkamer in, stak een hand door een opening en legde die zachtjes op een van haar billen.
Virginia slaakte een gespeeld gilletje: ‘Iiieeh! Psycho!’
Dubois lachte en trok haar onder de douche vandaan. Ze spartelde zelfs niet voor de vorm tegen en drukte zich met haar natte lichaam tegen hem aan.
Dubois grijnsde breed. Hij voelde haar harde tepels tegen zijn witte zijden overhemd drukken en vlekken maken op zijn paarse das. Zijn hand gleed van haar billen naar haar venusheuvel, waar zijn vingers zich behendig een weg zochten naar haar schaamlippen en haar clitoris.
‘Is dat van de douche of van mij dat je zo nat bent, bitch?’
Hij drukte zijn mond op de hare en liet zijn tong snelle bewegingen maken met die van Virginia. Daarna beet hij heel zachtjes in haar hals terwijl Virginia naar zijn penis tastte.
‘Oh... he’s there allright’, fluisterde ze.
Zijn erectie was zo keihard dat het pijn deed in zijn kruis. De leren broek zat hem plots geweldig in de weg. Dubois duwde Virginia moeiteloos van zich af en begon zijn broek los te knopen. Hij bleef haar koortsachtig zoenen.
Broek en onderbroek hingen doelloos op zijn leren laarzen. Zijn gegroeide geslacht priemde als een wolkenkrabber in de lucht tussen hem en Virginia. Ze maakte aanstalten om te knielen, maar Dubois trok haar overeind, draaide haar om en liet haar op de rand van de wastafel steunen. Nu moest het lukken.
Zijn penis gleed zonder enige weerstand naar binnen. Toen hij langzaam begon te bewegen werd Virginia’s ademhaling net zo zwaar als die van hem. Hij begon direct sneller te bewegen en dieper te stoten en voelde dat hij de controle dreigde te verliezen. Hij probeerde zijn lust af te remmen, maar het was al te laat. In een krachtige straal spoot hij zijn zaad in het lichaam van zijn vriendin. Tegelijkertijd leek zijn gewaarwording in tweeën te splijten. Hij merkte dat hij klaarkwam, maar voelde geen orgasme.
Krachteloos en machteloos vloeiden de laatste druppels uit zijn eikel. In plaats van euforie en bevrediging daalde er een soort kater over hem neer. Zijn penis verslapte en gleed als een uitgediende tuinslang tussen de schaamlippen uit.
Met de kater kwam de schaamte, met de schaamte kwam de woede.
Dubois trilde over zijn hele lichaam toen hij eerst zijn onderbroek en vervolgens zijn broek ophees. Dat hij vlekken op zijn dure kleding maakte kon hem niet schelen. Zijn ogen stonden kil van ingehouden drift toen Virginia zich omdraaide en oprichtte. Ze keek hem niet recht in de ogen en bleef naakt op de betegelde badkamervloer staan, terwijl de eerste druppels sperma langs haar benen gleden.
Dubois sloeg haar vlak in het gezicht.
‘Teef!’ beet hij haar toe. ‘Is dat je dank voor alles wat ik voor je gedaan heb? Mij zo keer op keer vernederen?’
Hij stak een lange wijsvinger bezwerend in de lucht. ‘Ik heb nooit, ik herhaal: nóóit in heel mijn leven zoiets beleefd! En reken maar dat ik veel wijven heb geneukt – mooier, jonger en heter dan jij. Altijd ging het goed, altijd ging het geweldig. Uren kon ik het volhouden en sinds ik jou ken lijkt mijn kracht wel te verdwijnen.’
‘Het is niet erg. Het gaat wel over als je er minder op let’, onderbrak ze zijn tirade met een piepstemmetje dat absoluut niet bij haar leek te passen.
Als reactie verkocht Dubois haar een nieuwe mep. Deze kwam zo hard aan dat ze wankelde. Er kwam bloed uit haar neusgaten.
‘En morgen zeker tegen iedereen klagen dat ik gewelddadig ben!’ schreeuwde hij. ‘Terwijl jij het bent die mijn agressie opwekt met je minachting voor mijn afkomst. Nou, ik kan je zeggen, zangeresje van de koude grond, er zit meer mannelijkheid in mijn pink dan in de pikken van al die bebrilde jazzmusici met wie jij het aanlegt.’
Hij wist dat hij volmaakt onredelijk was, dat Virginia met geen enkele jazzmusicus een seksuele relatie onderhield of zelfs maar met hen flirtte, maar in zijn schaamte en woede had hij zichzelf voor het moment een motief voor zijn losse vuisten bezorgd.
Virginia gilde toen ze Dubois’ gebalde vuist opnieuw op zich zag neerkomen.
Merdan remde op de hoek van de straat af en parkeerde de gehuurde Chevrolet Tahoe langs de stoep. De straat zag er uitgestorven uit. De doodsheid werd nog versterkt door het feit dat drie van de zes lantaarnpalen die het gedeelte waar zij stonden zouden moeten verlichten, kapot waren.
‘Dat je nou uitgerekend hier met die lui moest afspreken’, klaagde de Koerd.
Damian had een nachtkijker uit het dashboardkastje gepakt en keek ingespannen naar de ingang van het kantoor dat ze die ochtend betreden hadden.
‘Het is verzegeld door de politie. Ik kan het woord “crime scene” van hieraf lezen.’
Merdan zuchtte. ‘Dat is helemaal mooi. Dan weten we nu zeker dat we door de smerissen gezocht worden. En we keren ook nog terug naar de plaats van de misdaad, als de eerste de beste amateurs.’
‘Doof de koplampen. We trekken aandacht zo.’
De Koerd gehoorzaamde, vouwde zijn gespierde armen over elkaar en wachtte op wat komen ging. Ze hadden afgesproken dat hij Damian rugdekking zou geven. Om tijdig een veilige plek te vinden vanwaar hij de boel in de gaten kon houden, waren ze ruim een uur eerder dan de afgesproken tijd op de ontmoetingsplek aangekomen. Damian speurde de omgeving minutieus af met de nachtkijker. Pas toen hij zich ervan had overtuigd dat ze niet in een valstrik konden lopen én dat er een plaats was waar Merdan onopgemerkt alles kon observeren, haalde hij het apparaat van zijn ogen.
‘Aan deze kant van de straat, tussen die wasserij en dat armetierige pc-bedrijf, is een steegje. Verschuil je daar. Ik ga met die twee Jansen en Janssen types schuin ertegenover staan.’
Merdan mompelde iets instemmends, pakte zijn Uzi van de achterbank en stapte uit. Terwijl hij quasi-achteloos naar de steeg liep controleerde hij of het microfoontje op de kraag van zijn coltrui en het ontvangertje in zijn rechteroor goed functioneerden.
‘Godverdommese klootzak’, sprak hij op alledaagse gesprekstoon.
‘Een simpel “test, test” had ook wel volstaan, eikel’, klonk het helder in zijn oor. Zelfs de irritatie was zonder ruis waarneembaar.
‘Alles in orde’, grijnsde Merdan.
Hij liep het steegje in en vloekte hartgrondig.
‘Wat is er?’ klonk het verontrust.
‘Niets bijzonders,’ gromde de Koerd, ‘behalve dat er twee dikke ratten voor mijn voeten wegschieten en dat de vuilcontainers zo te ruiken zeker twee weken niet geleegd zijn.’
‘Blijf uit het zicht van de straat.’
Merdan schoof met zijn laarzen wat kartonnen dozen aan de kant en knielde achter een van de metalen containers. Hij zette een nachtkijker op zijn hoofd, ontgrendelde zijn machinegeweer en probeerde zo veel mogelijk door zijn mond te ademen, maar na amper vijf minuten was de stank al niet meer te harden.
De bodem van het whiskyglas kwam alweer in zicht. William Washington twijfelde of hij nog een laatste zou bestellen of vertrekken. Een ander besluit had hij al wel genomen: hij zou die twee corrupte FBI-agenten gewoon ongezouten de waarheid zeggen. Bedreigen en chanteren werkte prima bij schijtlaarzen, maar niet bij hem. Gewoon die gasten eens recht in hun bek vertellen waar het op stond: dat ze zijn zwarte kont konden kussen en dat ze verdomme blij mochten zijn dat hij hun naam niet noemde in een artikel.
Hij vond een bankbiljet van twintig dollar in zijn zakken, controleerde even of de beeltenis van president Jackson er wel op stond en legde het toen op tafel. Ed knikte hem vanachter zijn bar zwijgend toe. Washington liep naar buiten. De snijdende wind trof hem direct vol in het gezicht en hij merkte hij dat hij een beetje wankelde. Hij zette er de pas in, in de hoop dat het dan beterde. Toen twee auto’s kwamen langsrijden draaide hij zijn hoofd in hun richting en zag dat één ervan een gele taxi was.
‘Taxi!’ brulde hij met opgestoken arm.
De auto remde af en manoeuvreerde naar de stoeprand. Washington holde ernaartoe en boog zich over het omlaag gedraaide raam aan de passagierskant.
‘Bent u vrij?’ vroeg hij overbodig.
De zwarte chauffeur gebaarde naar de lege achterbank. Washington stapte in en zei: ‘La Fox Road.’
‘Op dit uur van de dag, Brother?’
‘Rij nou maar gewoon.’
Het leek of iedereen gelijktijdig uitstapte. Merdan hoorde het portier van de Chevrolet Tahoe bijna op hetzelfde moment dichtslaan als de beide portieren van de Chrysler Concorde. De Koerd zag twee mannen naar de voorkant van het leegstaande gebouw aan de overkant lopen. Even later verscheen Damian in beeld. Merdan drukte het ontvangertje wat dichter in zijn oor.
‘Zo, dus jij bent de armlastige journalist die ons wat dollars lichter wil maken.’
De stem klonk zwaar en had een onmiskenbaar zuidelijk accent. Merdan vermoedde dat de agent oorspronkelijk uit Louisiana of een van de andere subtropische staten kwam.
‘Je kunt ze je besparen of zelfs verdienen als jullie mij in contact brengen met de man boven Ervin Dubois.’
Damian sprak gedecideerd en op een toon alsof hij gewend was bevelen te geven. Merdan was er zeker van dat het indruk zou maken op de voor autoriteit gevoelige FBI-mannen.
Dezelfde zware stem als daarnet antwoordde: ‘Let me get this straight: jij wilt óns geld geven om met de chef van Dubois in contact te komen? Wat wil je met hem doen? Interviewen?’
‘Hem waarschuwen.’
‘Waarvoor?’
‘Voor zijn arrestatie natuurlijk. Interpol weet van zijn witwaspraktijken in Afrika, en hoe hij criminelen via de Afrikaanse migratieroute van een nieuwe identiteit voorziet.’
Merdan kon vanaf de overkant van de straat voelen hoezeer de spanning tussen de drie mannen toenam. Hij zag dat een van de agenten nerveus met zijn hand in zijn jaszak bewoog en daar kennelijk iets vastgreep. Hij boog zijn mond naar het microfoontje: ‘Opgepast. Die stille houdt volgens mij in zijn jaszak een wapen vast.’
Nadat hij Damian had gewaarschuwd haalde hij zijn Beretta uit zijn schouderholster. Zorgvuldig richtte hij de loop ervan op de agent die tot nog toe zijn mond had gehouden.
‘Ik begrijp het al. Je biedt ons eerst geld, en als dat niet werkt bied je ons de kans op strafvermindering als we meewerken om de man die je zoekt achter de tralies te brengen.’
‘Dat heb je goed gezien’, antwoordde Damian. ‘En het een sluit het ander niet uit. Ik mag heel ver gaan in mijn beloften om jullie medewerking te verkrijgen.’
‘Je bent helemaal geen journalist’, concludeerde de ander. ‘Je klinkt eerder als een undercoveragent.’
‘Dan weet hij toch niet echt hoe de zaken bij ons geregeld zijn, Jacob. Wij zwichten niet voor een paar duizend dollar. We hebben zo onze loyaliteit.’
In een flits begreep Merdan het. Damian had het bij het verkeerde eind gehad: dit waren geen FBI-agenten die waren bezweken voor de verleiding van het maffiageld, dit waren maffiosi die waren geïnfiltreerd in de federale politiedienst. Dat betekende dat Damian in gevaar was. Ze zouden hem zo dadelijk dwingen in hun auto te stappen, op een afgelegen plek martelen tot ze alle informatie uit hem hadden gekregen, en dan ergens dood achterlaten.
Hij kwam overeind en sloop als een kat achter de container vandaan. Net op het moment dat hij schuin met een sprint wilde oversteken om de kerels te verrassen, kwam er een taxi de hoek om. De gele wagen reed de geparkeerde Chevrolet voorbij, koerste naar de overkant en stopte ter hoogte van de drie mannen. Merdan maakte van de gelegenheid gebruik ongezien aan de overkant te komen, achter het drietal. Hij hield zijn adem in toen hij zag dat er een heftig gesticulerende man uitstapte die niet alleen zichtbaar dronken was, maar de drie mannen blijkbaar ook kende.
‘Laat mijn collega met rust, Turners’, hoorde Merdan hem met licht overslaande stem zeggen. ‘Ik ben niet onder de indruk van jullie chantagepogingen. En als jullie niet direct oprotten en voorgoed uit mijn leven verdwijnen, nagel ik jullie allemaal aan de schandpaal.’
De Koerd wist dat deze situatie makkelijk volledig uit de hand kon lopen. Tot overmaat van ramp bemoeide de taxichauffeur zich er ook nog eens mee.
‘Hey you motherfucka, het kan me geen klote schelen met wie of waarover je staat te ruziën, maar ik moet mijn geld hebben. Twaalf dollar twintig, plus een fooi als het effe kan!’
Er klonk een schot en Merdan zag de chauffeur ineenzakken, vol in de borst getroffen. Terwijl hij een sprint inzette registreerden zijn ogen hoe Damian de arm van de schutter vastgreep en omdraaide. Een revolver viel op de grond. De andere agent was net zo snel als Damian. Met een welgemikte vuistslag stelde hij de dronkenlap buiten gevecht. Die donderde achterover de taxi in. Bijna tegelijkertijd schopte hij naar de knie van Damian. Die moest noodgedwongen de arm loslaten die hij net aan het omdraaien was.
Merdan trapte de agent die Damian had geschopt vol in zijn knieholte. Met succes: de man sloeg dubbel en viel tegen het openstaande portier van de taxi. Daarna richtte de Koerd zijn wapen op de tweede FBI-man, maar die had kans gezien zijn eigen revolver op te rapen en richtte de loop ervan op Merdan.
Ze stokten in hun houding en maakten geen beweging meer. Damian was de eerste die de stilte doorbrak.
‘Er wordt hier niemand neergeschoten. We gaan allebei langzaam achteruit. Mister en mister Turner, wij nemen William Washington met ons mee. Jullie blijven hier staan.’
De twee agenten antwoordden niet. Merdan maakte Damian met een hoofdgebaar duidelijk dat hij Washington uit de taxi moest halen. Ondertussen bleef hij de loop van zijn wapen op de man tegenover hem gericht houden. Hij wist dat het feit dat de loop niet beefde en zijn ogen niet knipperden meer indruk op zijn tegenstander zou maken dan welke woordenvloed ook.
De journalist kreunde toen Damian hem de auto uit sleurde. Langzaam en zonder zijn ogen van de agenten af te houden verwijderde de Koerd zich van de stoeprand. Pas toen ze al vlak bij de Chevrolet waren klonk het schot.
Merdan vuurde onmiddellijk terug, maar hij was al te laat om de Turner met de revolver te raken. In plaats daarvan ging de voorruit van de Chrysler aan diggelen. De twee agenten doken weg achter de auto. Merdan vuurde hij nog twee keer, beide malen schoot hij een van de banden aan flarden. Uit zijn ooghoeken zag hij hoe Damian de journalist op de achterbank deponeerde en vervolgens achter het stuur sprong. De Koerd schoot nog enkele malen op de Chrysler om de anderen te beletten erachter vandaan te komen en terug te vuren, maar in de tussentijd had hij de Beretta voor de Uzi verwisseld. Hij raakte een koplamp, een deur, twee zijraampjes en daarna alle overgebleven ramen. Pas toen hij de motor van de Chevrolet achter zich hoorde aanslaan waagde hij het zich om te draaien, vliegensvlug in te stappen en zich zo ver mogelijk te bukken.
‘Gas! Gas!’ brulde Merdan.
Die aanmoediging was onnodig. Damian trapte de Chevrolet zo hard mogelijk op zijn staart. Met loeiende motor en gierende banden scheurden ze de straat door. Vlak voor de hoek klonk er een doffe, harde knal. Het zijspiegeltje aan Damians kant spatte aan stukken. Damian trok aan het stuur en met gillende banden schoot de Chevrolet de hoek om. Ze waren buiten bereik van de kogels.
‘Ik kan alleen maar hopen dat je hun radio hebt geraakt’, hijgde Damian.
‘Dan hebben ze wel een gsm om hun collega’s te waarschuwen’, antwoordde Merdan. ‘Maar goed dat je de nummerborden met lichtwerende lak onleesbaar had gemaakt. Dan kunnen ze dat tenminste niet doorgeven.’
Damian sloeg nog enkele malen een hoek om en minderde toen vaart. Daarna reed hij een brede weg op die naar het stadscentrum leidde.
’Hoe is het met William? Is hij alweer wat bijgekomen?’
Merdan keerde zich om naar de passagier op de achterbank. Hij voelde aan diens voorhoofd. Dat was klam en bezweet. De jongeman kreunde, maar leek niet geheel bij kennis. Daarna boog de Koerd zich wat verder naar hem toe en zag hij de vlek op het bovenbeen.
‘Verdomme. Dat schot van daarnet was toch raak.’
‘Waar is hij getroffen?’ vroeg Damian.
‘In zijn bovenbeen’, zei Merdan. ‘Het ziet er niet naar uit dat er een slagader is geraakt, maar hij moet wel naar een ziekenhuis.’
‘We gaan eerst bij Virginia Rawlins langs. Er is een kans dat we Dubois bij haar aantreffen, maar ik ben ook bang dat als we haar pas morgenochtend opzoeken, die twee van daarstraks haar al omgelegd hebben.’
‘En laten we hem intussen rustig doodbloeden op de achterbank?’
‘Dat ene uurtje extra zal hij wel overleven.’
Merdan wierp nog één misprijzende blik op de zachtjes kreunende journalist. Damian had gelijk. Wat bezielde die idioot ook om dronken en schreeuwend de goed geplande actie te komen verpesten? Hij liet in stilte een scheet om zijn afkeuring kracht bij te zetten.